Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Wijzigingswet Mijnbouwwet (deelneming opsporing en winning van koolwaterstoffen door daartoe aangewezen vennootschap)

 

Wet van 12 juni 2008 tot wijziging van de Mijnbouwwet in verband met nieuwe regels omtrent deelneming in de opsporing en winning van koolwaterstoffen door een daartoe aangewezen vennootschap en omtrent andere taken en activiteiten van die vennootschap
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is dat de Mijnbouwwet wordt gewijzigd in verband met het stellen van nieuwe regels omtrent deelneming in de opsporing en winning van koolwaterstoffen door een daartoe aangewezen vennootschap en de andere taken en activiteiten van die vennootschap, alsmede in verband met de bevoegdheid ten aanzien van mergelgroeven;
Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Artikel I
[Wijzigt de Mijnbouwwet.]

Artikel II
1
Een overeenkomst als bedoeld in artikel 81, onder b, van de Mijnbouwwet die voor het tijdstip van inwerkingtreding van artikel I, onderdeel D, van deze wet tot stand is gekomen, wordt aangemerkt als een overeenkomst als bedoeld in artikel 81, onder d, van de Mijnbouwwet, zoals dat artikel vanaf dat tijdstip komt te luiden.
2
Een overeenkomst als bedoeld in artikel 89, onder b, van de Mijnbouwwet die voor het tijdstip van inwerkingtreding van artikel I, onderdeel D, van deze wet tot stand is gekomen, wordt aangemerkt als een overeenkomst als bedoeld in artikel 81, onder e, van de Mijnbouwwet, zoals dat artikel vanaf dat tijdstip komt te luiden.
3
Een besluit van Onze Minister van Economische Zaken op grond van artikel 83, eerste onderscheidenlijk tweede lid, van de Mijnbouwwet omtrent instemming met onderscheidenlijk wijziging of ontbinding van een overeenkomst als bedoeld in artikel 81, onder b, van die wet, dat voor het tijdstip van inwerkingtreding van artikel I, onderdeel D, van deze wet is genomen, wordt aangemerkt als een besluit als bedoeld in artikel 87, tweede onderscheidenlijk derde lid, van de Mijnbouwwet, zoals dat artikel vanaf dat tijdstip komt te luiden.
4
Een besluit van Onze Minister van Economische Zaken op grond van artikel 91, eerste onderscheidenlijk derde lid, van de Mijnbouwwet omtrent de instemming met onderscheidenlijk wijziging of ontbinding van een overeenkomst als bedoeld in artikel 89, onder b, van die wet, dat voor het tijdstip van inwerkingtreding van artikel I, onderdeel D, van deze wet is genomen, wordt aangemerkt als een besluit als bedoeld in artikel 93, tweede onderscheidenlijk vierde lid, van de Mijnbouwwet, zoals dat artikel vanaf dat tijdstip komt te luiden.
5
Een termijn als bedoeld in artikel 83, eerste lid, van de Mijnbouwwet die voor het tijdstip van inwerkingtreding van artikel I, onderdeel D, van deze wet is aangevangen, maar die op dat tijdstip nog niet is verstreken, wordt aangemerkt als een termijn als bedoeld in artikel 87, tweede lid, van de Mijnbouwwet, zoals dat artikel vanaf dat tijdstip komt te luiden.
6
Een termijn als bedoeld in artikel 91, eerste lid, van de Mijnbouwwet die voor het tijdstip van inwerkingtreding van artikel I, onderdeel D, van deze wet is aangevangen, maar die op dat tijdstip nog niet is verstreken, wordt aangemerkt als een termijn als bedoeld in artikel 93, tweede lid, van de Mijnbouwwet, zoals dat artikel vanaf dat tijdstip komt te luiden.
7
Een besluit van Onze Minister van Economische Zaken als bedoeld in artikel 97 van de Mijnbouwwet dat voor het tijdstip van inwerkingtreding van artikel I, onderdeel D, van deze wet is genomen, wordt aangemerkt als een besluit als bedoeld in artikel 97b, eerste lid, van de Mijnbouwwet, zoals dat artikel vanaf dat tijdstip komt te luiden.
8
Indien Onze Minister van Economisch Zaken op het tijdstip waarop artikel I, onderdeel D, van deze wet in werking treedt nog niet op grond van artikel 83, eerste lid, van de Mijnbouwwet, zoals dat artikel voor dat tijdstip luidde, heeft beslist omtrent instemming met een overeenkomst als bedoeld in artikel 81, onder b, van de Mijnbouwwet, die voor dat tijdstip tot stand is gebracht, blijft het recht van toepassing zoals dat voor dat tijdstip gold. De vorige volzin is van toepassing op een besluit als bedoeld in artikel 83, tweede lid, van de Mijnbouwwet tot instemming met een wijziging of ontbinding van een overeenkomst als bedoeld in artikel 81, onder b, van de Mijnbouwwet die tot stand is gebracht voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet.
9
Indien Onze Minister van Economisch Zaken op het tijdstip waarop artikel I, onderdeel D, van deze wet in werking treedt nog niet op grond van artikel 91, eerste lid, van de Mijnbouwwet, zoals dat artikel voor dat tijdstip luidde, heeft beslist omtrent instemming met een overeenkomst als bedoeld in artikel 89, onder b, van de Mijnbouwwet, die voor dat tijdstip tot stand is gebracht, blijft het recht van toepassing zoals dat voor dat tijdstip gold. De vorige volzin is van toepassing op een besluit als bedoeld in artikel 91, derde lid, van de Mijnbouwwet tot instemming met een wijziging of ontbinding van een overeenkomst als bedoeld in artikel 89, onder b, van de Mijnbouwwet die tot stand is gebracht voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet.
10
Ten aanzien van de mogelijkheid om bezwaar te maken of beroep in te stellen tegen een besluit op grond van de afdelingen 5.2.1. of 5.2.2. van de Mijnbouwwet, zoals die afdelingen luidden voor het tijdstip van inwerkingtreding van artikel I, onderdeel D, van deze wet, blijft het recht van toepassing, zoals dat gold voor dat tijdstip.
11
Ten aanzien van de beslissing op een bezwaar of beroep dat is gemaakt of ingesteld tegen een besluit op grond van de afdelingen 5.2.1. of 5.2.2. van de Mijnbouwwet, zoals die paragrafen luidden voor het tijdstip van inwerkingtreding van artikel I, onderdeel D, van deze wet, blijft het recht van toepassing, zoals dat gold voor dat tijdstip.

Artikel III
De artikelen van deze wet treden in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen en onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.
Gegeven te ?s-Gravenhage, 12 juni 2008
Beatrix
De Minister van Economische Zaken , M. J. A. van der Hoeven
Uitgegeven de derde juli 2008
De Minister van Justitie ,
e
M. H. Hirsch Ballin